vrijdag 27 december 2013

KLEURRIJKE KLETSKOEK AAN DE HEMELPOORT


 
Indigo blue and green brilliant healing energizing light spiral tunnel
(een zowel veel- als weinigzeggende titel)

Gelukkig dat er in deze donkere dagen rond kerst weer licht aan het einde van de tunnel komt. En deze keer niet saai wit, maar kleurrijk als de regenboog. Jammer genoeg zult u daarvoor wel eerst moeten overlijden, al hoeft dat niet volledig te zijn.

Inderdaad, we hebben het weer eens over de bijna-doodervaring (BDE). Een tijdje geleden - zie Vals licht aan het einde van de tunnel - hebben we hier al aandacht aan besteed. Maar deze keer lijkt er eindelijk ook overtuigend bewijs geleverd voor het bestaan van de hemel.

Want een heuse kritische wetenschapper heeft zelf een hemelse uitstap gemaakt. De Amerikaanse neurochirurg Eben Alexander lag namelijk zes dagen lang in een coma. In deze tijd is hij geheel volgens de regels van het visioenenboekje - zoals wij dat al kennen van bijvoorbeeld Dante - rondgeleid door een gids uit hogere sferen, in dit geval zijn reeds overleden zus. Eenmaal ontwaakt en -naar eigen zeggen- volledig hersteld, heeft hij zijn ervaringen vastgelegd in een kloek boekwerk met de van enige twijfel ontheven titel Proof of Heaven, vanzelfsprekend - zeker in Amerika - een bestseller. 

 
Proof of Heaven

Sinds die tijd verkondigt onze hersensjamaan wereldwijd de blijde boodschap en is hij meer dan eens te gast bij talkshows. Nadat hij al bij Oprah Winfrey te gast was, mocht hij zowaar aanschuiven bij Ivo Niehe's Tros TV show. Wat ongetwijfeld in zijn voordeel spreekt is het feit, dat hij er ook nog eens goed uitziet. Nu probeerde Ivo nog even sceptisch uit de hoek te komen door onze dokter Bernard van de BDE een aantal kritische vragen te stellen. Maar tegenover zoveel charme was hij niet opgewassen. En nadat Alexander eenmaal een korte beschrijving had gegeven van de bijna-doodbeelden, voor ons kijkers schitterend gevisualiseerd met kleurrijke, psychedelische kleurschakeringen en fladderende vlindertjes, waren ook wij verkocht. Om maar te zwijgen van het studiopubliek, dat overwegend leek te bestaan uit smachtende dames. Nee, kom vooral niet aan dit hiernamaals.

 
De cursus BDE?  

Hoe sneu is dit alles voor mensen als columnist Gard Simons, die in een stuk in de Volkskrant * probeert op de gevaren van vermeende hemelbezoekers te wijzen. Simons, die - voor wie dit van belang vindt - zelf overigens ook niet onaardig oogt, toont naar ons idee op overtuigende wijze aan, dat Alexanders boek weinig met wetenschap te maken heeft. Gecombineerd met de plaatjes uit de tv-show hebben we hier kennelijk te maken met het zoveelste voorbeeld van kleurrijke kletsboek onder het mom van wetenschap.

Maar zeg nu zelf, wie zou u nu eigenlijk het liefst geloven? Iemand die probeert u te behoeden voor misleiding door charlatans of iemand die u een fantastische inkijk biedt op het leven na de dood?  Geef maar toe, wij vinden het veel verleidelijker om ons te laven aan kleurrijke kletskoek over het hiernamaals dan open te staan voor al die kritische zuurpruimen die maar blijven beweren dat we van hiernumaals iets moeten proberen te maken. Je zou er bijna spontaan van gaan smachten. Proof of Heaven is daarvan het belangrijkste bewijs.

* Gard Simons, Bijna Dood Ervaring, De Volkskrant

vrijdag 15 november 2013

GODWALDT


de hemelse lange bal

Ze heten vaak Jan, Cees of Harry en ofschoon het lijf steeds meer verzet toont, lijkt het fanatisme met de jaren alleen maar toe te nemen. Elke zaterdag of zondagochtend komen ze trouw bij elkaar. Een Gerard regelt de doeltjes en een Ad verdeelt de hesjes. En dan gaan ze volledig los, zoals koeien na een lange wintertijd in de wei. Die wei is dan meestal een trapveldje of het gazon van een stadspark.

Uiteraard is de voetbalvriendschap ooit beklonken met aansprekende namen als de Pannakoekers, Vondel Vooruit, de Omhaal, de Parking Sons of de Bosvrienden. Bedenksels waar de voetbalhumor zo te zeggen van afdruipt. Eentje heet er zelfs FC Godwaldt, wat meer iets lijkt uit de Noorse of Germaanse mythologie. Of zou de knecht van Bonifatius zo geheten hebben? Volgens de overlevering reikte Godwaldt onze heilige zendeling een bijbel aan om de Friese bijlslagen mee af te weren. Mmm, klinkt best wel aannemelijk. Een kleine naspeuring leert ons dat  het hier - enigszins teleurstellend - om een oud-burgemeester van Roosendaal gaat.


Godwaldt Park
 (stilte voor de storm)

Hoe dan ook, één keer per week wordt er anderhalf uur vol geestdrift gevoetbald. Dat is al decennia lang het geval en dat zal altijd zo blijven, weer of geen weer. Tot de dood erop volgt. Ofschoon ook dat sterk valt te betwijfelen. Want, als het aan de merendeel van de voetbalvrienden ligt, betekent dit niet het einde van deze wekelijkse portie gelukzaligheid. De grote gemene deler van al die hiernamaalsbeelden die de afgelopen 5000 jaar (en meer) aan ons zijn overgeleverd lijkt dit overigens te bevestigen.

In het beeld van (hemels) fantasieland Cocagne hebben we al stil gestaan bij de fantasie als middel tegen het leed van alledag (zie ook Umberto e Cocagne). Welnu, sommigen lieten het niet bij deze weldadige hersenschimmen. Vanaf de late Middeleeuwen zien we - in het bijzonder bij de adel en de rijke burgerij - de neiging om aan de onaangename kanten van het leven in een stad - de drukte, de stank, het lawaai en de ziektes - te ontsnappen door het bouwen van buitenverblijven, lusthoven en ommuurde tuinen. Over het hoe en waarom biedt het hoofdstuk over de Renaissance in de Atlas meer informatie. Op de bijbehorende kaart zullen we later nog dieper ingaan.


Stourhead Castle

Wie lusthoven zegt, zegt Franse maar vooral Engelse tuinen. Liepen de Franse tuinen over van de klare lijnen en symmetrie, de Engelse varianten waren meesterstukjes van het natuurlandschap. Wie de beroemde Engelse parken bewondert, zal vooral aangesproken zijn door de harmonieuze eenheid met de natuurlijke omgeving. Cultuur en natuur lopen perfect in elkaar over. Menigeen zal echter niet beseffen, dat de omringende natuur ook volledig door de mens 'herschapen' is, om maar niet te dissoneren met het park of de tuin. Engelse tuinen zijn zoals de natuur - bij wijze van spreken - zou behoren te zijn: glooiend, kabbelende beekjes, welriekende bloemenpracht en links en rechts een prieeltje of theehuisje.

Deze Engelse tuinen hebben we een prominente rol gegund in de hiernamaalskaart van de 18e en 19e eeuw. Nota bene de tijd van de Industriële Revolutie, maar dus even zozeer de tijd van de aanleg van parken en tuinen. Sitting in an English garden waiting for the sun luidt de tekst van de bekende Beatles-song I am the walrus. Het is dan ook geen toeval dat er een streek Strawberry Fields in de 19e eeuw hemel gesitueerd is. Naast die fruit- en bloemenpracht tonen ons  de 19e eeuwse beelden ook voor het eerst een hiernamaals met spoorlijnen en fabrieken, waar de hemelse arbeiders elke dag fluitend naar hun werk gaan en ongetwijfeld even hard fluitend weer huiswaarts keren. Want, omdat er in het hiernamaals geen gebrek is, zal er dat met vrije tijd zeker niet het geval zijn. En wie vrije tijd zegt, zegt sport en spel.


Godswolds & Newtopia
(kaartfragment Verlichting)

Hoewel dat in de 19e eeuw in het hiernumaals vooral was weggelegd voor de bevoorrechte klassen, zou dat in de hemel vanzelfsprekend vrij toegankelijk zijn voor iedereen. Onvermijdelijk was daarom de aanwezigheid van sportgetinte streken in het hemelrijk van de 19e eeuw. Na een blik op de Atlaskaart kan niemand zich dan ook echt verbazen over het stadje Wembley in de Holy Grounds (Noord Newtopia) of het nabijgelegen Wimbledon.


(kaartdetail)
Wie echter vanaf Wimbledon richting het plaatsje The Ashes  gaat, komt in Godwaldt terecht. Wie er nog aan twijfelt of er voetballeven na de dood is, zal hier van elke twijfel verlost worden. En dan ook nog eens scoren op z'n Zlatans of Messi's met een goddelijke omhaal of na een hemelse lange bal. Zorg er wel voor dat het juiste schoeisel mee in de kist is gegaan en voor alle zekerheid een oranje hesje. Wie desondanks nog enigszins sceptisch is, vraagt t.z.t. maar eens naar Harry. Hij zal u vast en zeker weten te overtuigen, nadat hij de doeltjes heeft afgelakt.

(alleen voor de ware liefhebber; met dank aan Vronie & Wouter van Opdorp)
 

maandag 14 oktober 2013

UMBERTO E COCAGNE

Luilekkerland van Pieter Brueghel de Oudere (1520-1569).
 
 
Onlangs verscheen De geschiedenis van imaginaire landen en plaatsen van de Italiaanse schrijver en semioticus Umberto Eco, bekend van uiteenlopende werken als De naam van de roos, De slinger van Foucault maar ook De geschiedenis van de schoonheid en De geschiedenis van de lelijkheid. Zoals Willem Otterspeer het in zijn recensie omschrijft: "Het boek gaat over fictie die werkelijkheid is geworden, over imaginaire plekken die zo tot onze verbeelding spraken dat we zijn gaan zoeken, en waarvan we soms meenden ze gevonden te hebben."*
 
Eén van die imaginaire plekken is het luilekkerland Cocagne, mede ontsproten aan de fantasie van mensen met de behoefte om in gedachten te ontsnappen aan de barre werkelijkheid van een bestaan vol pijn, honger, ziekte en dood. Dit fantasieland werd niet alleen werkelijkheid, maar ging ook - tot op zekere hoogte - een blauwdruk vormen voor het leven na de dood. Het paradijs werd als het ware gespiegeld aan Cocagne, een land vrij van de ellende van alledag, dus zonder pijn, honger, ziekte,  verdriet en uiteraard met eeuwig leven.
 
Nu hebben we in de Atlas al uitgebreid stil gestaan bij Cocagne, waarbij we dankbaar gebruik gemaakt hebben van het zeer informatieve en buitengewoon leesbare Dromen van Cocagne van Herman Pleij. Zoals wellicht bekend, hebben we eerder al eens onze schijnwerpers gericht op de vormgeving van de kaart (zie Luilekkerland is om van te smullen, 16 september 2011). Daar willen we graag nog aan toevoegen, dat deze kaart een soort tweedeling kent, waarvan het grootste deel een gefantaseerde weergave is van met name de literaire bronnen over Cocagne/Luilekkerland. Op dit gedeelte vinden we de biermeren, de wijnrivieren, het gebraden gevogelte en de diverse nagerechten, kortom één grote dis vol zware kost met luchtige woordspelingen. Het - zuidoostelijk gelegen - rechterbenedenhoekje heet Luilekkerland. Ofschoon Cocagne en Luilekkerland door elkaar gebruikt worden, hebben wij ervoor gekozen om laatstgenoemde benaming expliciet te reserveren voor de kinderfantasie. Vandaar dat we daar de snoeptrommel uit onze kindertijd alle ruimte hebben gegeven. Generatiegenoten zullen er ongetwijfeld de inhoud van de snoepbak naast de kassa van de plaatselijke kruidenier, ergens in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw, in herkennen.
 
 

 
Vanzelfsprekend besteedt ook Umberto Eco aandacht aan Cocagne, maar als we Pieter Steinz in de NRC van 5 oktober (graag) mogen geloven:
 
Misschien is niet alles goud wat er blinkt. Zo maakt Eco zich er soms makkelijk vanaf en zijn de inleidende essays over Luilekkerland en het Paradijs wat plichtmatig en opsommerig; dat is beter gedaan in Dromen van Cocagne van Herman Pleij en de Geïllustreerde atlas van het hiernamaals van Derksen, Van Mousch en Mijwaard.
**
 
Zonder nu meteen het idee te hebben dat we überhaupt in de schaduw van Umberto's eruditie en schrijverschap zouden kunnen staan, valt het zo nu dan toch zwaar de neiging te onderdrukken om je eigen Cocagne te bouwen, ook al is dat slechts gebaseerd op één klein,  bescheiden zinnetje.
 
* De werkelijkheid van onze verbeelding, Willem Otterspeer in de Volkskrant, 12 oktober 2013
 
**
 


maandag 23 september 2013

IS DIT EEN GRAP? HEMELSE EN HELSE HUMOR

Hemelse updates: op naar de i Pete?

Komt een man bij Petrus aan de hemelpoort....  Hoeveel moppen met deze woorden beginnen, we durven er niet naar te gissen. En of ze ook leuk zijn, willen we niet eens beantwoorden.

Het spreekt welhaast voor zich, dat de fascinatie voor het leven na de dood zich niet beperkt heeft tot de serieuze beeldvorming. Maar hoe serieus en verontrustend menig beeld ook (geweest) is, het zal de humor niet altijd buiten de deur gehouden hebben. Ook al was hun insteek dan misschien wel ingegeven door doodsangst of dreiging, heel wat Middeleeuwse voorstellingen zijn kleurrijke getuigenissen hiervan. Naast de gebeeldhouwde figuren op de gotische kathedralen, hoeven we daarbij maar te denken aan de boekverluchtingen, zoals de afbeeldingen van de Gebroeders Van Limburg. Om maar te zwijgen van de hellebeelden van Jeroen Bosch. Vooral de geestelijkheid moet het daarbij vaak ontgelden. Niets is natuurlijk zo (leed)vermakelijk wanneer juist de hoeders van de christelijke moraal en braafheid zich te buiten gaan aan allerlei zonden en streken en daarvoor in de hel op gepaste wijze worden 'beloond'. Zo nu en dan heeft zelfs de duivel de hand in het helse gedrag van heilige boontjes. Ook Satan heeft een bijzonder gevoel voor humor.

The naughty nun
Een moderne variant op een eeuwenoud vermaak: de stoute non met de duivelse streekjes. 

Dit leedvermaak en deze spot is ook duidelijk aanwezig in de moppen en witzencultuur. Boccacio's Decamerone en Erasmus 'Lof der zotheid wisten al raad met de ondeugende clerus. En van lieverlee brachten zelfs de heiligen en hemel- en hellebewoners het tot hoofdpersoon van een mop. Plotsklaps blijkt Petrus niet helemaal de snuggerste, snapt Onze Lieve Heer het af en toe ook niet meer helemaal, of staat hij zowaar te bakkeleien met Mozes of met Allah.

commentaar overbodig

Over het niveau van al deze grapjasserij zullen we het verder maar niet hebben. Nadat we in onze apocriefen al eens eerder - zie Adam und Eva im Paradiese -de paradijselijke meligheid in ogenschouw hebben genomen, besteden we deze keer in een nieuwe apocriefe aflevering (6) aandacht aan een aantal moppen van derden.  Naar ons idee zal vrij snel duidelijk worden waarom deze het niet verder dan apocrief hebben gebracht. Zoals zo vaak bij dit soort grappen, kun je je daarbij -vrij naar Herman van Veen - afvragen: 'Is dit een grap, of is dit om te huilen? '. Maar misschien dat Petrus zich dat ook net iets te vaak moet afvragen, daarboven aan die hemelpoort.

woensdag 28 augustus 2013

FRANKENSTEIN: NEFERTITI MEETS LAZARUS 2.0

 



Een dag na de première van Frankenstein (1931) wordt regisseur James Whale opgebeld door een wat later bleek buitengewoon ontdane en volledig uitgeputte bioscoopbezoeker. De volledig gebroken man wil hem nog hartelijk danken voor de gruwelijke en vooral slapeloze nacht die hij aan het avondje bioscoop heeft overgehouden. Het is dat wij vele decennia later niet in de gelegenheid waren om deze actie te herhalen, anders was het daar misschien nog van gekomen ook. Maar het staat ons nog steeds als de dag of eigenlijk nacht van gisteren bij, de uitgebreide controle van alle kasten en de onderkant van het bed, gevolgd door die rusteloze sluimerslaap tussen droom en werkelijkheid.

Nu wisten wij ook wel dat die film niet echt geschikt was voor onnozele negenjarigen, maar de verleiding was te groot na al die verhalen. Bovendien was het toch maar film? De straf kwam uiteindelijk in de vorm van nachtelijke silhouetten die het midden hielden tussen de voorwerpen in een jongensslaapkamer en het silhouet van het beroemdste blokhoofd uit de filmgeschiedenis, uiteraard begeleid door de nagalmen van het afschuwelijke gekrijs toen de brandende molen instortte. Daarvoor hoefde je niet eens aan een nachtmerrie toe te komen. Daarom hadden we nog geruime tijd alle begrip voor de actie van de boze beller.

En dan te bedenken dat dit vreemde rechthoekige hoofd, ondersteund door een nek met die merkwaardige bouten, ook maar was ontsproten aan de fantasie van grimeur Jack Pierce. De film zelf was eigenlijk maar een merkwaardig typisch Hollwood-aftreksel van het oorspronkelijk boek van Mary Shelley.

A modern Prometheus luidt de ondertitel van de roman. Aan wat eigenlijk expliciet aan de goden was voorbehouden, daar moesten gewone stervelingen - zo ook Prometheus - zich verre van houden. Zeker als het om het scheppen van leven ging. Voor christenen was en is dit het monopolie van Onze Lieve Heer zelf, of desnoods van zoon Jezus Christus, die - zoals we kunnen vernemen uit het Nieuwe Testament -  Lazarus uit de dood weer tot leven wekte.

Victor (in de film Henry genoemd) Frankenstein legt dat allemaal naast zich neer, als hij een overledene weer uit de dood doet herrijzen. Sterker nog, hij gaat nog een stapje verder als hij zijn eigen 'perfecte' creatie samenstelt uit delen van verschillende doden, en vervolgens nieuw leven inblaast. Al gebruikt hij daarvoor -  volgens de nieuwste wetenschappelijke mode -stroom. Is er leven na de dood? Jazeker, en meer dan dat, je krijgt een soort herkansing in een vernieuwd en beter lichaam. Je zou als het ware kunnen spreken van een Lazarus 2.0.


De scene waarin het publiek voor het eerst het monster in levende lijve kon aanschouwen.

Het probleem van deze verbeterde versie was alleen, dat hij zijn uiterlijk niet meehad. Victor was dan weliswaar een briljante wetenschapper, maar van plastische chirurgie had hij helaas geen kaas gegeten. In de filmversie kwam daar nog eens bij, dat de producent van mening was dat het monster "per ongeluk" de hersenen van een moordenaar moest krijgen. Volgens de filmnormen van die tijd gingen een afzichtelijk uiterlijk en een zwaar criminele aard daarmee weer eens hand in hand. Het kon dan ook niet anders, dat het geheel ontaardde in een aaneenschakeling van dood en verderf. Aan het slot keek het wanhopige en opgejaagde monster vanaf een brandende molen neer op een woedende en wraaklustige menigte. Zo kwam het kwaad hevig krijsend om in de vlammen van de instortende molen. Althans dat zouden we toch mogen verwachten?


De bruid is niet echt bereid in te gaan op de avances van het monster.

Echter, door het grote succes van de film kon een vervolg - waarin het monster het toch overleefd bleek te hebben- niet uitblijven. Het monster kreeg zowaar menselijke trekjes. Hij leerde praten, sigaren roken en - last but not least - wilde zelfs een eigen passend speelkameraadje. En de aangewezen persoon om daarvoor te zorgen liet zich raden: Victor Frankenstein.

Het vervolg met de toepasselijke titel Bride of Frankenstein (1935) is eigenlijk een merkwaardige aaneenschakeling van vreemde scenes en dito figuren. Een aantal volgt het boek van Shelley, maar het vreemdst is een zekere Dr. Pretorius. Hij weet - in samenwerking met het monster - Victor uiteindelijk zo ver te krijgen dat hij weer het laboratorium betreedt. Uiterst merkwaardig daarbij is dat deze Pretorius - hoe wordt totaal niet duidelijk - een hele rij zeer uiteenlopende minimensjes heeft weten te creëren. Tezamen vormen ze soort kermisattractie, die op commando allerlei kunstjes vertoont. Waarschijnlijk moesten ze zorgen voor een luchtige noot in de film, om te voorkomen dat James Whale weer lastig gevallen zou worden door boze bellers. In elk geval is totaal onduidelijk waarvoor Pretorius Frankenstein nodig heeft.

Hoe dat ook zij, half gedwongen en half gechanteerd gaat Victor opnieuw aan de slag. Deze keer om een bruid voor het monster te scheppen. Vanzelfsprekend wordt het weer een Frankensteiniaanse schoonheid. Wederom heeft grimeur Pierce zich mogen uitleven. Nadat hij eerder de Britse acteur William Pratt - beter bekend als Boris Karloff  (zie ook Mummies) - als het monster onsterfelijk heeft gemaakt, wordt nu actrice Elza Lancester aan zijn fantasie bloot gesteld. Het toeval wil dat hij en Irma Kusely zich bij het kapsel sterk hebben laten inspireren door de kroon van Nefertiti. Jammer genoeg voor de bruid - maar wel overeenkomstig de vaardigheden van Victor Frankenstein - heeft hij de rest van Nefertiti daarbij buiten beschouwing gelaten. Voor het monster is dit geen probleem, maar de bruid zelf denkt daar anders over, vooral tijdens haar eerste afspraakje met het monster. Ook hier laat het einde zich raden: deze keer zorgt het monster zelf - we zien op de valreep nog een traantje over zijn wang biggelen - dat alles ten onder gaat. Nu eindigt het met een grote explosie, waarmee hij samen met zijn bruid en ook Pretorius in de lucht vliegt. Tenminste, daar ziet het naar uit, want ... inderdaad...

JEEPERS!
 
De opvolger,  The son of Frankenstein - een draak van een film, met Karloff de laatste keer in de rol van het monster - lijkt tevens het startsein voor een lawine aan belabberde 'Franksteinfilms. We laten hier een aantal modernere versies even buiten beschouwing. Na allerlei serieus bedoelde onderlinge ontmoetingen - zogenaamde meet-films - tussen de filmmonsters van uiteenlopend pluimage, komt het absolute dieptepunt in het genre met de films met de komieken Abbott en Costello. Bud Abbott en Lou Costello, een soort vroegtijdige Amerikaanse tegenhanger van onze The Mounties, inclusief het gevoel voor humor, zijn misschien wel toegevoegd om negenjarigen gerust te stellen.

Maar wees gewaarschuwd, wie naar Abott en Costello meet Frankenstein heeft gekeken, loopt het risico op structurele slapeloosheid. Nee, dan nog liever Boris Karloff met een sigaar onder je bed. En als we heel eerlijk zijn, eigenlijk nog veel liever de bruid, omdat ze ons ergens toch aan Nefertiti doet denken.



zaterdag 17 augustus 2013

VALS LICHT AAN HET EINDE VAN DE TUNNEL?


Na de dood is er niets, de dood zelf is niets,
de laatste grenspaal van een snelle baan.
Hebzuchtigen, hoop niet, vreesachtigen schrik niet.
De gulzige tijd en de chaos verslindt ons,
dood is onsplitsbaar, vernietigt het lichaam
en spaart niet de ziel...
vraag je waar jij na je dood zult liggen?
Waar ongeborenen liggen.*

Aldus de Romeinse dichter Seneca in zijn Trojaanse vrouwen in de mooie vertaling van Piet Schrijvers.



Kortom, dood is dood, punt uit. Maar natuurlijk niet als het aan de vele religies ligt, waar we al die prachtige hiernamaalsbeelden aan te danken hebben. Hiernamaalsbeelden die tot ons zijn gekomen door allerlei, uiteenlopende openbaringen en visioenen via sacrale tussenpersonen zoals profeten, priesters, sjamanen of zowaar hemelse boodschappers van het type engel.

Nu mag iedereen natuurlijk geloven wat hem of haar goeddunkt. En zoals al eerder opgemerkt kan een rotsvast geloof gepaard gaan met buitengewoon fantasierijke beelden over het leven na de dood. De Atlas steekt wat dit betreft zijn verwondering en bewondering hiervoor niet onder stoelen of banken. Bij het ontwerpen van de kaarten hebben we daar dan ook meer dan dankbaar gebruik van gemaakt.

Verbazingwekkend wordt het meestal als de wetenschap zijn intrede gaat doen. Met name in de moderne tijd is kennelijk de behoefte groot om het leven na de dood ook wetenschappelijk te gaan onderbouwen. En zelfs in de 21e eeuw lijkt die behoefte soms groter dan ooit. Een prachtig voorbeeld hiervan zijn de nog steeds alom opdoemende hemelse uitstapjes, waar met name inwoners van Amerika voor uitverkoren lijken te worden, getuige de niet te stuiten stroom verslagen in boekvorm. Zonder nu meteen van een oorzakelijk verband te spreken, heb je soms het idee dat deze op dezelfde plaatsen voorkomen als waar Ufo's gesignaleerd worden. Maar dit zal wel toeval zijn.

Tussen Leven en dood van Jozef Rulof is een voorbeeld van de niet aflatende stroom boeken met BDE's .

In dezelfde categorie vallen wat ons betreft de bijna-doodervaringen (BDE's), waarmee de indrukken worden bedoeld van mensen die op het randje van de dood hebben gezweefd. Een grote gemene deler in deze overgangstoestand lijkt de aanwezigheid van een fel licht. Niet zelden treedt men ook nog eens buiten zichzelf, waarbij men de eigen persoon en de directe omgeving nauwkeurig gadeslaat.

 
Jeroen Bosch ' Opstijging naar het Hemelse paradijs met de befaamde lichttunnel geniet een grote voorkeur als het gaat om een boekenkaft voor de reisverslagen van vele BDE-ers.

Voor velen en zeker voor de goedgelovigen onder ons is dit zowaar het ultieme bewijs dat er zoiets als een hemel bestaat. Aangezien de hemel bekend staat als een soort zonnig vakantieoord, schijnt deze ons op de weg ernaar toe als het ware al tegemoet, een gegeven dat we ook al vinden in Oud Perzische hiernamaalsbeelden (zie ook Mesopotamische hiernamaals in de Atlas).

Uiteraard zijn er de afgelopen jaren, ja eeuwen, de nodige twijfels geuit bij al die (quasi)wetenschappelijke argumenten. Hoewel de ware gelovigen zich daar weinig gelegen aan zullen hebben, is onlangs met behulp van dierproeven wetenschappelijk verantwoord aangetoond, dat er in geval van hartdood zijn, nog steeds sprake is van bepaalde - soms zelfs verhoogde - hersenactiviteiten, die dus iets in de hersenpan teweeg kunnen brengen. Vanzelfsprekend is daarmee niet het bewijs geleverd dat er geen hiernamaals of hemel bestaat. Maar de kans is groot dat ook het licht aan het einde van de tunnel een product is van onze fantasie.

Kortom, de kans is buitengewoon groot dat Seneca het in de eerste eeuw na Christus al bij het juiste eind had. Voor hem was er dus sowieso niets om over naar huis te schrijven, toen hij door zijn baas, keizer Nero, als dank voor verrichten diensten gedwongen werd tot zelfmoord. Maar gun óns toch alsjeblieft de vreugde en voorpret van al die schitterende hiernamaalsbeelden, ook al zijn het dan hersenspinsels. Zolang we het daar ook maar bij laten.



* met dank aan Marco van der Schuurs recensie (Extreme tragedies voor extreme tijden) in de Groene Amsterdammer van 8 augustus 2013.

maandag 29 juli 2013

ISLAMITISCH KRUISVERHOOR IN HET HIERTUSSENMAALS

 
 


Een droevige Azrail komt Mohammeds ziel ophalen om naar de hemel te brengen.
 
Aflevering 5 van onze reeks Apocriefjes besteedt deze keer aandacht aan de ondervraging in het graf zoals dat - volgens bepaalde islamitische bronnen - na het overlijden plaatsvindt.
 
Voordat er sprake is van een helse of hemelse bestemming, begeeft de overledene zich eerst naar een soort tussenverblijf, een ruimte tussen het hiernumaals en het hiernamaals.
 
Hoewel de dode bij aankomst meteen al kennismaakt met opperduivel annex 'engel des doods' Azra'il, is de hoofdrol in dit hiertussenmaals weggelegd voor het duivelse duo annex verhoorpieten Munkar en Nakir. Voor hoe dat allemaal in zijn werk gaat, verwijzen we graag naar voornoemde Aflevering 5.

 (fragmenten Geïllustreerde Atlas van het Hiernamaals)
 

In de Atlas hebben we de overgang naar het hiernamaals - zie hiervoor de kaart van het Islamitische Hiernamaals - vorm gegeven middels een gebied,  Het Graf, dat zich in de linkerbenedenhoek van de hemel en in de linkerbovenhoek van de hel bevindt. Twee drooggevallen rivierbeddingen - wadi's geven het overgangsgebied naar respectievelijk hemel en hel weer.
 
Al-Sirat
(naar de verbeelding van Najmo)
 
Als sluitstuk van het Kruisverhoor volgt de gang over de Sirat, de brug die over het hellevuur naar de poorten van de hemel leidt. Heeft de ziel het gered, dan volgt een geslaagde tocht. Slechte zielen halen de overkant niet. Zij vallen naar beneden en komen met een akelige smak in Djahannam, de hel, terecht.
 
 
 
Op de martelaren van het geloof wacht  de zevende hemel, alwaar zich naar verluidt 72 maagden op hun komst verheugen. In de Atlas hebben we al de nodige aandacht besteed aan dit verschijnsel. Opmerkelijk in dit verband is het feit, dat het meer dan eens aanleiding heeft gegeven tot de wildste (seksuele) fantasieën, met name vanuit niet-islamitische hoek. Een zoekopdracht via internet levert daarbij soms verrassende resultaten op, zoals mag blijken uit onderstaande afbeelding.



vrijdag 19 juli 2013

PAUS FRANCISCUS & DE HEMELSE TWEETPAS


Paus Franciscus in de weer met een van zijn tweets?


One hell of a deal: Pope Francis offers reduced time in Purgatory for Catholics that follow him on Twitter,
kopte The Indepent van 19 juli 2013.

Nu moet het natuurlijk niet gekker worden. Waren we net verlost van die aflaatpraktijken, blijkt dat we ons toekomstig verblijf in het vagevuur nu ineens kunnen bekorten door de Heilige Vader op Twitter te volgen. Het grote verschil is natuurlijk dat je voor het kopen van een aflaat redelijk bemiddeld moest zijn, terwijl een tweetje niet echt in de papieren hoeft te lopen. In dat opzicht is Franciscus het armoede-ideaal toch enigszins getrouw. En ook het praten met vogeltjes past volledig in de lijn van zijn beroemde heilige naamgenoot.

Tja, een tweetpas in plaats van een kortingskaart, je moet er maar op komen.

(met dank aan Arnold Kuijk)

donderdag 18 juli 2013

EEN ONTMOETING MET DE EEUWIGHEID: NEFERTITI



Zij stond bekend als de mooiste vrouw van de Oudheid, Nefertiti of Nofretete, de Grote (hoogste) Gemalin van farao Amenhotep IV, beter bekend als Eknaton of Achnoten of nog een aanzienlijk aantal andere spellingsvarianten.

Deze reputatie was gebaseerd op de beroemde buste die bij opgravingen bij het Egyptische Tel el-Amarna in 1912 onder het woestijnzand vandaan werd gehaald. Nefertiti's buste kwam uiteindelijk in het Egyptisch museum te Berlijn terecht. Dit jaar vormde zij het middelpunt van een tentoonstelling in het Neues Museum die gewijd was aan de opgravingen te Amarna van precies een eeuw geleden.

Alle reden om eens de proef op se som te nemen. Nu is schoonheid uiteraard een buitengewoon subjectieve aangelegenheid, een kwestie van smaak zou je kunnen zeggen. Maar wie de prachtig opgezette expositie doorloopt wordt aan de finish meer dan rijkelijk beloond. Als een magneet trekt de buste je naar zich toe en dwingt je om elk facet van haar voorkomen aandachtig te bestuderen.



Het kan niet anders dan dat zij elk moment tot leven zal komen. Wat ook weer niet zou kunnen, omdat ze dan dood zou moeten zijn. Ze oogt als een straatartiest die zich voordoet als een 'levend' standbeeld en uiteindelijk toch uit zijn rol zal moeten vallen. De bijbehorende catalogus spreekt van eeuwige schoonheid om vervolgens een half kantje aan een beschrijving hiervan te besteden. En dat is echt geen overbodige luxe. Of zoals het wordt omschreven: Bereits der Versuch einer Beschreibung zeigt den Facettenreichtum dieses Kunstwerks.


En dan te bedenken dat het hier naar alle waarschijnlijkheid om een proefmodelletje gaat. Beeldhouwer Thoetmozes was nog in de weer met de eindversie. De getoonde buste mist een oog dat er wellicht ook (nog) niet in heeft gezeten. En de nek is bijgewerkt met gips. Maar de schoonheid en aantrekkelijkheid zit hem juist niet in de volmaaktheid, maar in de tekentjes van imperfectie. Hier zien we een rijpe vrouw met kleine rimpeltjes onder de ogen en in de mondhoeken. Kortom, een mens van vlees en bloed met levenservaring die is af te lezen op haar uiterlijk.. Maar hoe heeft dat nu allemaal ooit zover kunnen komen?

Enigszins kort door de bocht verteld, besloot farao Amenthotep IV om en nabij 1330 voor Christus dat er een einde moest komen aan de verering van die grote verzameling goden in Egypte. Eentje was voldoende, de zon(neschijf), Aton, volgens sommige deskundigen beter vertaald als Het Licht. Met het einde van het polytheïsme vond hij dat die ene god ook een eigen vereringsplaats langs de Nijl vediende, de nieuwe hoofdstad Achet Aton (horizon van Aton), die precies halverwege de oude hoofdsteden Memphis en Thebe lag en zo'n 50.000 inwoners en legio paleizen, tempels en werkplaatsen telde. Bij de verering van Aton speelden hij, die zichzelf nu Eknaton noemde en zijn gemalin Nefretiti een wezenlijke rol. Zeker opmerkelijk was dat de Grote Gemalin vrijwel op voet van gelijkwaardigheid met de farao kwam te staan, wat in de afbeeldingen tot uitdrukking kwam in haar groeiende formaat. Dit alles ging ten koste van de rol en positie van de priesters, die daar uiteraard niet blij mee waren.


De nieuwe cultus ging gepaard met een soort van revolutie in de kunst. Continuïteit c.q. onveranderlijkheid was eeuwenlang het kenmerk van de Egyptische beeldende kunsten geweest. Onder Eknaton zien we plotsklaps staaltjes van realisme, zij het in een idealistisch jasje, omdat er nu eenmaal ook propaganda mee bedreven moest worden. Een voorbeeld hiervan zijn de afbeeldingen van Eknaton en Nefertiti in aanbidding van de zon, waarbij ze een soort medium vormen met behulp van de stralen. Een ander voorbeeld zijn de afbeeldingen van de 'happy family' , oftewel de farao, zijn vrouw en hun drie dochters. Wie weet staat zelfs de Egyptische DJ Armin van Buuren nog ergens in een hoekje afgebeeld.


Maar zoals zo vaak kwam aan al dat geluk toch een eind. Het is onbekend welke rol de jaloerse priesters in dezen hebben gespeeld, maar na Eknatons dood, heeft zijn opvolger - de bekende - Toet ank amon - er alles aan gedaan om elke herinnering en elk spoor aan Eknatons heerschappij en cultus uit te wissen. En met succes, tot begin vorige eeuw, toen de opgravingen bij Almarna begonnen en men uiteindelijk de werkplaats van meesterbeeldhouwer Thoetmozes vond. Daarmee kwamen ook wij eindelijk in de gelegenheid om een blik te werpen op een staaltje vakmanschap van  ruim 3300 jaar geleden en het bewijs dat schoonheid eeuwigheidswaarde kan hebben.


Het schijnt zo ter zijn, dat het aanbrengen van de juiste verlichting boven de vitrine behoorlijk wat voeten in de aarde heeft gehad. Wellicht dat er wat lumineuze kunstgreepjes zijn toegepast om Nefertiti de juiste uitstraling te geven en daarmee de bezoeker in vervoering te brengen. Maar wie graag een blik op de eeuwigheid en de onvergankelijkheid wil werpen, moet het spel meespelen. Pas echter wel op voor de suppoosten; wie het glas te dicht nadert, wordt genadeloos uit zijn droom geholpen.


Tentoonstelling: Im Licht von Amarna (Neues Museum Berlin)
Bron: Carola Wedel, Nofertete und das Geheimnis von Amarna
http://www.neues-museum.de/

(met dank aan Marianne & René)

donderdag 4 juli 2013

VAN JIBRIL TOT AZRA' IL: DE ISLAMITISCHE ENGEL

Islamitische engelen maken zich op voor het gebed.

In de apocriefe reeks Engelen & Duivels staat in episode 9 de Islamitische engel centraal. Net zoals in het christendom is hier sprake van een strenge hiërarchie met een duidelijke taakverdeling. Elke christelijke aartsengel kent dan ook zijn islamitische tegenhanger. In zekere zin een uitzondering daarop vormt het duo Nakir en Munkar, dat verantwoordelijk is voor het toelatingsexamen tot het paradijs. Dit vindt plaats tijdens de zogenaamde ondervraging bij het graf, maar daarover later meer.

Een ander opvallend verschil is dat de islamitische engelen niet met die typische witte ganzenveren, maar met kleurrijke papagaaienveren worden afgebeeld, al dragen christelijke engelen natuurlijk ook niet altijd een smetteloos wit verenpak. Waarbij de kanttekening geplaatst moet worden, dat afbeeldingen van personen in de islamitische kunst in het algemeen zeer beperkt zijn. Vaak betreft het dan ook Perzische miniaturen of voorstellingen uit het Verre Oosten, waar de voorschriften klaarblijkelijk wat soepeler geïnterpreteerd worden.

 
Jibril                  &                                              Gabriel

zondag 30 juni 2013

MAPPING THE AFTERLIFE



Begin januari 2012 werden we bij café Dante in Amsterdam geïnterviewd door Erin Russel. Zij deed dit in opdracht van AWAY magazine, een tijdschrift voor expats in België. Erin had al eerder aandacht besteed aan de Atlas in een artikel voor de Nederlandse tegenhanger, Holland Times.
 
Gezien de regelmatig opdoemende internationale belangstelling voor deze weblog, leek het ons gepast om van dit Engelstalige artikel integraal kond te doen.
 
 
 
 
 (met dank aan Erin Russel en AWAY)
 
Alleen valt te hopen dat onze buitenlandse volgers niet massaal gaan afhaken, nu hun eindelijk duidelijk wordt waar de atlas van het hiernamaals eigenlijk om draait.
 
Hoe dan ook, de koffie was infernaal lekker.
 
 
 
 

zaterdag 22 juni 2013

EEN STAAFMIXER VAN BOSCH


Jeroen Bosch, Tuin der Lusten - hel (fragment)

De meester van de helse beelden is ongetwijfeld Hiëronymus Bosch. Wie de buitengewoon dreigende en onheilspellende werelden van Jeroen Bosch aanschouwt, kan eigenlijk maar één conclusie trekken: de hel bestaat. Hoewel Bosch later als een soort voorloper van het surrealisme is beschouwd, maakte hij in feite slechts dankbaar gebruik van bestaande, eigentijdse bronnen, om zijn eigen doodsangsten letterlijk te illustreren.



Net zoals bij de Gebroeders Van Limburg, waarvoor later meer, lijkt het erop of hij zijn helse taferelen geschilderd heeft, met het visioen van Tondalus op zijn schoot. Tondalus zou je kunnen beschouwen als het voorlopige hoogtepunt van de middeleeuwse monnikenvisioenen. Dante zal voor de definitieve versie gaan zorgen. In het Handboek voor het Hiernamaals (2004) zijn we daar al uitgebreid op ingegaan. Vandaar dat we daar even kort uit willen citeren. In onderstaand fragment is ridder Tondalus tijdens zijn louteringsreis door het hiernamaals getuige van een zoveelste marteling.



En anders de hel zelve wel, want na een poos leek het weer eens de hoogste tijd voor een monster. Dit exemplaar had behalve twee voeten en twee vleugels een lange nek met een ijzeren vuurspuwende bek. Ook zijn klauwen waren van ijzer. Het vertoefde in een moeras van ijs en verslond elke ziel van een ontuchtpleger die maar in de buurt kwam. Na een gepaste verteertijd, werden ze vervolgens uitgebraakt in het moeras, waarna het hele verhaal weer opnieuw kon beginnen. Althans, er was een verschil: allen die zich in de maag van het monster hadden bevonden, waren ter plekke op een of andere manier zwanger gemaakt. Dat gold zowel voor vrouwen als voor mannen. De kleine monstertjes beschouwden de ingewanden als hun speelparadijs, wat voor de jonge aanstaande moeders en vaders neerkwam op ondraaglijke pijnen. Wat weer niets vergeleken was bij de geboorte zelf. Deze beelden lijken rechtstreeks te komen uit een van de Alien-films, als ze al niet als inspiratie daarvoor gefungeerd hebben. Het babymonstertje kwam namelijk – tenminste ook niet bij de vrouwen – niet via de geijkte geboortekanalen ter helle. Voorzien van vaders brandende ijzerbek vraten ze zich via de borstkast een weg naar buiten. Extra pijnlijk was de met een weerhaak uitgeruste staart, die in geval van nood vleesvrij gepikt werd. Desnoods werd het hele lijf weggevreten.

 
Fragment uit Alien (1979): het monstertje vreet zich een weg naar buiten via de buik van bemanningslid Kane (John Hurt).

 
Onder luid gebrul en geschreeuw vanuit het ijsmoeras, kwamen de reizigers bij de uitgang. Deze bevond zich in de lucht. Hier konden ze nog net een blik werpen op demonen met slangentongen, waarmee ze zich een weg vraten door achtereenvolgens het gehemelte, de aders en de longen van de verdoemden. Zelfs hun kennelijk speciaal voor dat doel gevormde penis konden ze als een soort staafmixer gebruiken om het hart te verscheuren en de ingewanden er uit te trekken. Ook nu weer ging het om een speciale categorie zondaars: geestelijken die hun leven hadden gevuld met luxe en seksuele geneugten. Tenslotte werden hun geslachtsdelen werden ofwel afgesneden en verslonden, ofwel er kwam allerlei kwellend ongedierte uit te voorschijn. Maar ook de overspelige leken ontliepen hun verdiende straf niet.  Daarom werd ook Tondalus weer eens gegrepen door een beest en in het moeras getrokken. En nadat de Alien-achtige wezentjes zich een weg naar buiten hadden geknaagd, werd hij door een aanraking van de engel opnieuw genezen en kon de reis hervat worden.

 
Alles wel beschouwd geeft Bosch dus een min of meer getrouwe weergave van het Tondalusvisioen. In het apocriefe kader is er meer informatie over Bosch te vinden. Al moeten we degenen die op zoek zijn naar een staafmixer van het type Bosch helaas bij voorbaat al teleurstellen.
 
 

zaterdag 15 juni 2013

GEVLEUGELDE VRIENDEN

gevleugelde vrienden?

Episode 8 van ons apocriefe feuilleton over engelen en duivels gaat wederom over de engel, die het aanvankelijk zonder vleugels moest doen. Mede geïnspireerd door Mesopotamische (zie Episode 4) en Griekse voorbeelden waren de boodschappers van Onze Lieve Heer allengs in staat om letterlijk vliegensvlug van hot naar her te fladderen. Van loopjongen tot gevleugelde vriend, bij wijze van spreken.

Het zou natuurlijk kunnen zijn dat zelfs de Heilige Geest hierbij een adviserende rol heeft gespeeld. Deze grootste gevleugelde vriend van de Schepper vormt uiteraard een buitencategorie op dit gebied. Een soort Hemelse HSL, maar dan eentje die geen last heeft van veranderende weersomstandigheden.

Niet voor niets wordt hij vaak afgebeeld als een duif. Duiven schijnen in staat te zijn om zo'n 800 km per dag af te leggen. Het kan dan ook geen toeval zijn, dat menig postduivenvereniging zich maar al te graag afficheert met deze hogere link.

 
Rest de vraag wat Louis, Pim en Meester Pieter ertoe gedreven heeft om lid te worden van een postduivenvereniging.
 
 


woensdag 5 juni 2013

AARTSENGELENGEDULD


Even denk je dat je het begrepen met die good guys en die bad guys en dan blijkt ineens weer dat je de good guys niet te pas en te onpas te hulp mag roepen bij de bestrijding van het kwaad. Althans, als het aan Sint Bonifatius lag.

4 aartsengelen met Tobias (Francesco Botticini)


Daar komt nog eens bovenop dat de goeierikken keer op keer worden ingezet om vuile werkjes op te knappen, een soort license to kill als het ware. Ook Onze Lieve Heer zelf schroomt niet om zo af en toe zijn aartsengelen te gebruiken om notoire booswichten op te ruimen. Meestal is dat dan weer half werk, omdat het kwaad ook zo zijn functies heeft. Wellicht iets in de trant van: zonder kwaad valt het goede niet echt op.

Wat het weer buitengewoon ingewikkeld maakt om het onderscheid te zien. Was het maar zo eenvoudig als in de oude Amerikaanse westerns waarin de good guy in smetteloos wit op een wit paard de volledig in zwart gehulde boeven van hun zwarte ros knalde. Opmerkelijk is overigens dat in deze films uit de jaren 20 tot en met 70 van de vorige eeuw boeven niet mochten roken. Roken was toen namelijk nog stoer, heldhaftig en dus goed, los van het feit dat deze films voor een deel gefinancierd werden door de tabaksindustrie. Om te voorkomen dat roken een slecht imago zou krijgen was het uit den boze dat een bankovervaller met een peuk in zijn mond overhoop werd geschoten. Daar zou je nu mee aan moeten komen. Nu zou een sjekkie in de mond gelijkstaan aan een schietschijf op de rug. Vandaar ook dat stripheld Lucky Luke zijn saffie heeft ingeruild voor een strootje; het verhoogt gewoonweg je levensverwachting. Maar wat zou Lucky Luke zijn zonder de neven Dalton? 
 
"Smoking heroes"


Kennelijk heeft het kwaad een welhaast onweerstaanbare aantrekkingskracht op ons. Een volstrekt deugdzaam leven is voor de meeste van ons nou niet bepaald een aantrekkelijk bestaan. Een beetje ondeugd brengt tenminste wat leven in de brouwerij, zelfs in het hiernamaals.

Adams Ega en Ex zetten een boom op in de paradijstuin.
(zie Episode 5)


Dat moeten Lucifer en zijn trawanten ook al gedacht hebben (zie Engelen & Duivels, Episode 6) en waarschijnlijk zullen Gabriël en de rest van het aartsengelenkoor eveneens af en toe opgelucht buiten hun heilige bonenboekje gegaan zijn. En wat te denken van Adam en Eva? Om maar te zwijgen van die mysterieuze Lillith, waarvan we ook maar in ban lijken te blijven?

Kortom, had Bonifatius er überhaupt wel een idee van waar hij bezig was, toen hij ons verbood om aartsengelen aan te roepen? Zelfs het geduld van een aartsengel kende zijn grenzen en deze keer lag die grens bij Dokkum. Zeker toen Bonifatius begon met de sloop van de heilige Friese eik, keken zij even een andere kant uit. Dat wordt nog oppassen straks, mochten de plannen met Thialf doorgang vinden.

Tot die tijd, zullen we ons maar eens verdiepen in Episode 7, waarvoor graag doorklikken.

zaterdag 1 juni 2013

EEN HELLEVEEG




Belfagor moet zittend plassen?


Om bij voorbaat de nodige teleurstellingen te voorkomen, we gaan het misschien tot onze spijt niet hebben over de nieuwe AFTh.

In ons apocriefe feuilleton over engelen en duivels staan deze keer onder meer de Aartsduivels centraal. Net zoals Onze Lieve Heer werd bijgestaan door een aantal engelen van de buitencategorie, de zogenaamde aartsengelen, kon de Heer van de Duisternis - Satan of Lucifer - rekening op de steun van een helse groep van - hoe kan het ook anders - zeven uitzonderlijke booswichten.

Als we sommige bronnen mogen geloven is vooral een ieder die de duistere krachten van deze zeven aartsduivels niet helemaal serieus neemt zo goed als verloren. Vaak is dat namelijk al een teken dat de aartsduivel bezit van je heeft genomen en jij je dus automatisch schuldig maakt aan een of meerdere hoofdzonden. Elke aartsduivel heeft zo zijn specialiteit of hoofdzonde. Zo is aartsduivel Leviathan verbonden met de hoogmoed, Asmadeus met de onkuisheid, Askrot met de traagheid, Mammon met de gulzigheid, Beélzebub met de nijd, Balberit met de toorn en tenslotte Belfagor met de onmatigheid en dronkenschap.

(Jeroen Bosch, De zeven hoofdzonden)


Vooral die Belfagor vinden wijn een intrigerende persoonlijkheid. De Florentijnse humanist Niccola Machiavelli heeft er een prachtige novelle over geschreven. Vrij vertaald wordt Belfagor - in de rol van echtgenoot - daarin door Lucifer naar de aarde gestuurd om het verschijnsel vrouw wat nader te bestuderen.

Nu komen vrouwen er in onze bronnen van hiernamaalsbeelden er in het algemeen vrij bekaaid vanaf. Denk hierbij maar aan de Bijbel, waarin de eerste vrouw (Eva) meteen al de fout in gaat - was zij het immers niet die Adam ertoe verleidde om van de verboden vrucht te eten? - en daarmee hoofdschuldig wordt aan de zondeval? In Paradise Lost van Milton - evenals in Lucifer van onze eigen Vondel - blijkt het overigens zelfs een soort wraakactie van Lucifer omdat hij de gratie van de Schepper is geraakt. Via het labiele en onbetrouwbare karakter van de vrouw laat hij diens kroon op de schepping gelijk door het ijs zakken. Bij de islam is het zelfs zo dat de zevende hemel exclusief toegang verleent aan de mannelijke martelaren van het geloof. Vrouwen hebben aldaar slechts een dienende taak, althans zij die tot de 'uitverkoren' 72 maagden behoren. Sommige christelijke apocriefe bronnen maken het nog fantasierijker: natuurlijk hebben vrouwen ook toegang tot het paradijs, maar dan wel als ze eerst zijn omgebouwd tot man.

(boekomslag)


Paradoxaal genoeg zou aartsduivel Belfagor er echter naar alle waarschijnlijkheid alles voor over gehad hebben om alle vrouwen in de hemel te krijgen. Ongetwijfeld hebben velen van ons eenzelfde gedachte en een aanzienlijk aantal vinden zelfs dat vrouwen ons de gelegenheid bieden om alvast een hemels voorproefje te nemen. Maar Belfagor had geheel andere motieven.

Zoals gezegd mocht hij van zijn duivelse chef Lucifer een tijdje genieten van het aardse huwelijk. Zelfs voor een duivel bleek deze ondermaanse echtverbintenis ondraaglijk. Bij het gedrag van deze vrouw vielen alle helse pijnen en kwellingen in het niet. Nooit had Belfagor zoveel heimwee gekend. Deze helleveeg van een vrouw zorgde er dan ook voor dat hij Lucifer smeekte om alsjeblieft terug te mogen keren. Wat dat betreft zit er een zekere tegenstrijdigheid in het woord helleveeg. Je zou mogen verwachten dat dit des hels of des duivels betekent, maar in dit geval is het juist typisch aards.

Hoe dan ook, Belfagor mocht weer terug naar zijn vertrouwde helse oorden om zich toe te kunnen leggen op duivelse streken zoals het aanzetten van zondaars tot onmatigheid en dronkenschap. Voor ons blijft het daarom zaak om ons daartegen te weren en dus te bidden tot een van de - inderdaad - zeven aartsengelen. Ondanks het apocriefe karakter van dit verhaal willen wij derhalve zeker niet de indruk wekken dat we dit alles niet helemaal serieus nemen.

Maar voordat we Rafaël, Gabriël of Yehudiël zullen aanroepen, willen we toch maar eerst eens even de nieuwe Van der Heijden erop naslaan en eens kijken of tante Tiny echt zo'n helleveeg was. Mocht dat het geval zijn, dan hopen we voor Belfagor dat zij is toegetreden tot het rijk der hemelen.