zaterdag 17 augustus 2013

VALS LICHT AAN HET EINDE VAN DE TUNNEL?


Na de dood is er niets, de dood zelf is niets,
de laatste grenspaal van een snelle baan.
Hebzuchtigen, hoop niet, vreesachtigen schrik niet.
De gulzige tijd en de chaos verslindt ons,
dood is onsplitsbaar, vernietigt het lichaam
en spaart niet de ziel...
vraag je waar jij na je dood zult liggen?
Waar ongeborenen liggen.*

Aldus de Romeinse dichter Seneca in zijn Trojaanse vrouwen in de mooie vertaling van Piet Schrijvers.



Kortom, dood is dood, punt uit. Maar natuurlijk niet als het aan de vele religies ligt, waar we al die prachtige hiernamaalsbeelden aan te danken hebben. Hiernamaalsbeelden die tot ons zijn gekomen door allerlei, uiteenlopende openbaringen en visioenen via sacrale tussenpersonen zoals profeten, priesters, sjamanen of zowaar hemelse boodschappers van het type engel.

Nu mag iedereen natuurlijk geloven wat hem of haar goeddunkt. En zoals al eerder opgemerkt kan een rotsvast geloof gepaard gaan met buitengewoon fantasierijke beelden over het leven na de dood. De Atlas steekt wat dit betreft zijn verwondering en bewondering hiervoor niet onder stoelen of banken. Bij het ontwerpen van de kaarten hebben we daar dan ook meer dan dankbaar gebruik van gemaakt.

Verbazingwekkend wordt het meestal als de wetenschap zijn intrede gaat doen. Met name in de moderne tijd is kennelijk de behoefte groot om het leven na de dood ook wetenschappelijk te gaan onderbouwen. En zelfs in de 21e eeuw lijkt die behoefte soms groter dan ooit. Een prachtig voorbeeld hiervan zijn de nog steeds alom opdoemende hemelse uitstapjes, waar met name inwoners van Amerika voor uitverkoren lijken te worden, getuige de niet te stuiten stroom verslagen in boekvorm. Zonder nu meteen van een oorzakelijk verband te spreken, heb je soms het idee dat deze op dezelfde plaatsen voorkomen als waar Ufo's gesignaleerd worden. Maar dit zal wel toeval zijn.

Tussen Leven en dood van Jozef Rulof is een voorbeeld van de niet aflatende stroom boeken met BDE's .

In dezelfde categorie vallen wat ons betreft de bijna-doodervaringen (BDE's), waarmee de indrukken worden bedoeld van mensen die op het randje van de dood hebben gezweefd. Een grote gemene deler in deze overgangstoestand lijkt de aanwezigheid van een fel licht. Niet zelden treedt men ook nog eens buiten zichzelf, waarbij men de eigen persoon en de directe omgeving nauwkeurig gadeslaat.

 
Jeroen Bosch ' Opstijging naar het Hemelse paradijs met de befaamde lichttunnel geniet een grote voorkeur als het gaat om een boekenkaft voor de reisverslagen van vele BDE-ers.

Voor velen en zeker voor de goedgelovigen onder ons is dit zowaar het ultieme bewijs dat er zoiets als een hemel bestaat. Aangezien de hemel bekend staat als een soort zonnig vakantieoord, schijnt deze ons op de weg ernaar toe als het ware al tegemoet, een gegeven dat we ook al vinden in Oud Perzische hiernamaalsbeelden (zie ook Mesopotamische hiernamaals in de Atlas).

Uiteraard zijn er de afgelopen jaren, ja eeuwen, de nodige twijfels geuit bij al die (quasi)wetenschappelijke argumenten. Hoewel de ware gelovigen zich daar weinig gelegen aan zullen hebben, is onlangs met behulp van dierproeven wetenschappelijk verantwoord aangetoond, dat er in geval van hartdood zijn, nog steeds sprake is van bepaalde - soms zelfs verhoogde - hersenactiviteiten, die dus iets in de hersenpan teweeg kunnen brengen. Vanzelfsprekend is daarmee niet het bewijs geleverd dat er geen hiernamaals of hemel bestaat. Maar de kans is groot dat ook het licht aan het einde van de tunnel een product is van onze fantasie.

Kortom, de kans is buitengewoon groot dat Seneca het in de eerste eeuw na Christus al bij het juiste eind had. Voor hem was er dus sowieso niets om over naar huis te schrijven, toen hij door zijn baas, keizer Nero, als dank voor verrichten diensten gedwongen werd tot zelfmoord. Maar gun óns toch alsjeblieft de vreugde en voorpret van al die schitterende hiernamaalsbeelden, ook al zijn het dan hersenspinsels. Zolang we het daar ook maar bij laten.



* met dank aan Marco van der Schuurs recensie (Extreme tragedies voor extreme tijden) in de Groene Amsterdammer van 8 augustus 2013.