Engelen & Duivels: de apocriefen

EPISODE 9: DE ISLAMITISCHE ENGEL
 
 
"Allahu Akbar.”

In de islam heeft de engel, sinds de stichting van het geloof in de 7de eeuw, voortdurend paraat gestaan. Net als in het christendom werden - met name in de middeleeuwen - allerlei beschouwingen aan Allahs dienaar gewijd. In de koran en in de islamitische overleveringen, waaronder de hadith ('de Vertellingen', de overleveringen over uitspraken en handelingen van de profeet Mohammed zelf), komen engelen vaak ter sprake. Sterker nog, in de koran staat letterlijk dat een goede moslim in engelen gelooft: 'Vroom is wie gelooft in God, in de laatste dag, in de engelen, in het boek en in de profeten (...)' (soera 2:177). Desalniettemin is in de officiële islam van slechts een handvol engelen de naam bekend: Jibril (Gabriël), Mika'il (Michaël), Azra'il (Azraël), Iblis, Israfil, Harut, Marut, Munkar en Nakir. Van deze bij naam genoemde engelen is Azra'il de doodsengel, de engel des verderfs, die bijvoorbeeld ook door een christen als Maarten Luther als zodanig (h)erkend werd. Iblis is dezelfde als Lucifer/Satan, de hoogmoedige engel die in opstand kwam en de hemeldeur gewezen werd. Op de dag van het Laatste Oordeel blaast Israfil op de trompet, terwijl Munkar en Nakir de engelen zijn die ondervraging van de ziel bij het graf voor hun rekening nemen  (zie ook kader De ondervraging bij het graf).

 
Terwijl alle engelen toekijken, reinigt Jibril Mohammed (rechts) voor hij kan beginnen aan zijn nachtelijke uitstap naar de hemel.
 
De talrijke anonieme engelen in de islam zijn naamloze dienaren van Allah, die natuurlijk niets ondernemen zonder diens opdracht. Zij bemiddelen tussen Allah en de mens, ze zingen en prijzen de Almachtige en zorgen voor vergelding bij onrechtplegers en ongelovigen. Verder bestieren ze uit naam van Allah de zeven hemelen die de islamitische kosmologie kent. Net als in het christendom beeldden islamitische kunstenaars engelen altijd met vleugels af. Een verschil is dat islamitische engelen, bijvoorbeeld in Osmaanse miniaturen, er vaak veel kleurrijker uitzagen. Hun oriëntaalse gewaden konden alle kleuren van de regenboog hebben. De vleugels van individuele engelen waren zelden wit, maar hadden dikwijls een bont kleurenpatroon. Papegaaienvleugels in plaats van meeuwenvleugels dus.

 
EPISODE 8: DE ENGEL KRIJGT VLEUGELS
 
De eerste generaties christenen waren bij dit alles overigens niet echt productief in het afbeelden van engelen. Ze beeldden überhaupt weinig af, want dat was vooral een ambacht voor de heidense Romeinen met hun afgodsbeelden. Luidde het tweede der tien geboden immers niet: 'Gij zult geen (af)godenbeelden maken en ervoor knielen'? Hoewel dit gebod vooral het afbeelden van de aanbeden God betrof, hielden de aanhangers van de nieuwe leer zich er ook voor andere onderwerpen behoorlijk strikt aan. Net zoals de joden dat deden, en zoals de moslims dat later eveneens zouden doen. In de Romeinse keizertijd groeide onder de christenen desalniettemin toch de behoefte om het geschreven woord visueel aanschouwelijk te maken. Het afbeelden van God en het driedimensionaal afbeelden waren nog altijd taboe, want dat bleef letterlijk een heidens karwei. In mozaïeken en schilderingen doken echter de eerste bijbelse taferelen op, en zo hier en daar zag een tweedimensionale engel het levenslicht. Dat waren in het vroege christendom doorgaans mannen zónder vleugels, en ook zónder aureool. Engelen mét vleugels leken natuurlijk teveel op oudere afbeeldingen van Grieks-Romeinse goden en halfgoden. Ook in de joodse kunst uit deze periode zijn, schaars, engelen zonder vleugels bekend.

de vliegensvlugge Nike

Een eeuw of twee, drie later, vanaf pakweg de 4de en 5de eeuw, was de gevleugelde engel wél algemeen geworden. Het christendom was nu immers staatsgodsdienst geworden, dus de associatie met heidense gevleugelden had weinig religieus gevaar meer in zich. En de kunst van het vliegen die engelen machtig waren, kon natuurlijk toch het beste met vleugels uitgebeeld worden. De inspiratiebronnen voor de kunstenaars bleken nu vooral uit de Grieks-Romeinse oudheid te komen. Nike, de gevleugelde overwinning, haar Romeinse alter ego Victoria en de gevleugelde Eros en Artemis inspireerden tot het beeld van de engel als schepsel van genade en liefde. Eros was bovendien boodschapper tussen goden en mensen, wat de link met de engel nog groter maakte. Waarschijnlijk speelde de Griekse halfgod Hermes (Mercurius bij de Romeinen) ook nog een rolletje. Hij had vleugels aan de voeten en vloog rond als boodschapper tussen de goden en de mens. Hermes/Mercurius bekleedde tevens een nevenfunctie. Hij begeleidde gestorvenen naar Hades, net zoals engelen de tocht van de ziel naar het hiernamaals vergemakkelijkten. Kairos, god van toeval en geluk, had eveneens vleugels, maar het was toch vooral het beeld van Nike en Victoria dat transformeerde in dat van de vroeg-christelijke engel.
 
Hermes, boodschapper annex zielenverhuizer (psychopompus)
 
Mochten Nike en Victoria dan belangrijke inspiratiebronnen voor christelijke kunstenaars zijn, ze ondergingen wel een geslachtsoperatie. De christelijke engel behoorde de eerste eeuwen van het christendom namelijk altijd tot de masculiene sekse, of er nu sprake was van vleugels of niet. Irenaeus van Lyon had in de 2de eeuw weliswaar al geschreven dat engelen geslachtsloos zijn, maar zijn visie vond pas eeuwen later meer weerklank. In de tweede helft van het eerste millenium, toen pas kregen sommige boodschappers Gods een androgyner karakter, hoewel het mannelijke element toch vaak op de achtergrond aanwezig bleef. De afgebeelde engelen waren in deze periode etherische, onaardse, tweedimensionale wezens met aureool en vaak badend in het licht. Het lichaam was onveranderlijk afgedekt met gewaden, in tegenstelling tot wat in de oudheid gebruikelijk was. Doorgaans bestond de kleding uit een - vaak witte - tunica met een pallium (een soort omslagdoek) eroverheen. Aan de voeten bevonden zich geregen sandalen. In de Byzantijnse kunst werd de engelenkleding in de tweede helft van het eerste millenium overigens steeds kleurrijker; de outfit begon meer en meer op die van de Byzantijnse hofhouding te lijken.





 

Overweldigende (6e eeuwse) Byzantijnse kunst in de San Vitale te Ravenna.
Christus geflankeerd door twee gevleugelde engelen en Sint Vitalis (L) en bisschop Ecclesius (R).
 

Het afbeelden van engelen, heiligen en bijbelse thema's was in de loop van het eerste millenium nog altijd niet onomstreden - en ook daarna niet, denk aan de reformatie. Het leidde soms tot bloedige twisten en fanatieke beeldenstormen. Tijdens de zogenaamde iconoclastische periode in het Byzantijnse Rijk (726-843) was het bijvoorbeeld geheel verboden levende wezens af te beelden en werden vele fresco's en mozaïeken in de Byzantijnse wereld beschadigd of vernietigd.

Deze 'Byzantijnse beeldenstrijd' werd door Rome veroordeeld, bijvoorbeeld tijdens het Tweede Concilie van Nicea (tegenwoordig Iznik, Turkije) in het jaar 787. De verzamelde christelijke kerkvorsten bepaalden daar dat het geoorloofd was voorstellingen die in de bijbel als 'waar gebeurd' zijn beschreven, op schilderijen en in sculpturen uit te beelden. De engel werd in het westen, en vanaf de tweede helft van de 9de eeuw ook in het oosten, officieel salonfähig. Kunstenaars konden eindelijk met volledige instemming van de kerk laten zien wat anderen in het christendom al eeuwen beschreven. Aanvankelijk schoorvoetend, maar later in overvloed verschenen er tot op het hoogste niveau gefiatteerde beeltenissen van engelen.


EPISODE 7: ENGELEN IN HET VROEGE CHRISTENDOM


In de 1ste eeuw n.Chr. haalden de christenen op grote schaal bouwstenen uit joodse levensbeschouwingen voor de ontwikkeling van hun nieuwe geloof. Een eeuw of zes later weer leunde de islam zwaar op wat er in de eerdere monotheïstische religies (ook wel: de religies van het boek) over engelen bedacht - of, ehh, geopenbaard - was. Net als met visies op hemel en hel gebeurd was.

In het Nieuwe Testament wordt het bestaan van engelen als vanzelfsprekend beschouwd. Nergens krijgt de lezer uitleg over het wezen van dit wezen, nergens zijn ze het onderwerp van een goddelijke verklaring. Ze treden gewoon op en komen zonder verdere uitleg aan het woord, meestal om de wil en de werken van de Schepper aan de mens te verklaren. Zo hebben we Gabriël die met Maria en met haar hoorndrager Jozef in gesprek gaat, zo zijn er de engelen die aan de herders bij Bethlehem verschijnen, zo zijn er engelen die in het leven van Jezus een rol spelen, en zo zijn er engelen als verkondigers van Jezus' herrijzenis. In de Handelingen van de Apostelen en de Brief aan de Hebreeën komen ze voor, en last but not least in het laatste geschrift van het Nieuwe Testament, Openbaringen. Daarin verhaalt Johannes bijvoorbeeld over de zeven engelen die telkens na elkaar op een trompet blazen om de doden uit het graf op te wekken. En vervelender, uit gouden schalen gieten ze zeven plagen over het verdorven mensdom uit. Daar zijn we straks, aan het einde der tijden, mooi klaar mee... Hadden we de gramschap van de Almachtige maar niet over ons af moeten roepen.

 
Zeven Aardsengelen op een stokje.
Aanroepen mag dan misschien niet, aansteken daarentegen des te vaker.


In de vroege nieuwtestamentische tijden hadden naast de bijbel oudere apocriefe geschriften als gezegd veel invloed op het engelenbeeld van de aanhangers van het nieuwe geloof. In de  Petrus-apocalyps wordt niet alleen de hel tot in elk luguber detail beschreven, maar worden ook namen van oudere, oorspronkelijk joodse engelen genoemd die niet in het Oude of Nieuwe Testament voorkomen. Hun namen zijn Azaël, Ramiël, Samiël, Barakiël, Uraël, Ezraël, Temlakos en Tatirokos. Kerkvader Origenes (ca. 185-253 n.Chr.) geloofde dat de gehele schepping vol van dit soort engelen was; zij waakten over de natuur en waren overal aanwezig, van de sterren tot in de adem van de mensen. In Origenes' tijd kwamen hiernaast de eerste beelden op van engelbewaarders, de beschermengelen die mensen - en dan vooral kinderen - al tijdens hun leven bijstaan.

Een tekst uit de 4de eeuw, Evangelie van de apostel Bartholomeüs, vermeldt dat Jezus deze apostel op de Olijfberg in de gelegenheid stelde een babbeltje met Satan te maken. De hellevorst zou Bartholomeüs over zijn schepping als allereerste engel en over zijn verbanning uit de hemel verteld hebben. Ook meldde Satan dat er zesduizend bestraffende engelen zijn, en hij zou er negentien bij naam genoemd hebben. Aan de andere kant wist Bonifatius - hij werd, zoals wij allen weten, in 754 bij Dokkum vermoord - in 745 in Rome een synode bijeen te roepen die verbood dat men zich in gebeden tot Uriël, Raguel, Adimis, Tpophoas, Sabaoth en Simiël richtte. Het zou hier volgens Bonifatius niet om engelen, maar om demonen gaan. Keizer Karel de Grote zorgde er daarna in 789 voor dat de beperking van de engelenverering wettelijk vastgelegd werd.

Keerpunt Dokkum?



EPISODE 6: SATAN EN ZIJN HELPERS

Satan, Lucifer, Beëlzebub, de duivel, we maken tegenwoordig weinig onderscheid tussen deze namen en gebruiken ze zo'n beetje door elkaar. Ze staan voor ons gewoon voor de verpersoonlijking van het Kwaad (met hoofdletter dus). Vroeger was dat anders. In de ietwat duistere eeuwen voor en na het begin van onze jaartelling bestonden tal van vertellingen over de grote tegenstander van de Schepper. Hij - nooit is er sprake van een zij - heeft daarin vele verschillende oorsprongen en vele verschillende gedaanten. Het lijkt er zelfs op dat Satan door een flinke handvol bijna even machtige vorsten der duisternis terzijde wordt gestaan, zoals Azraël, Beliël of Belial, Beëlzebub, Behemoth en het zeemonster Leviathan. Veel van hen zijn uit oude culturen afkomstig, van ver voor de introductie van het christendom. Uit de Sumerische cultuur bijvoorbeeld, of de Kanaänitische. Zo stond de Beëlzebub uit het Oude Testament in Kanaän bekend als Baal cq. Baal-Zebub (2 Koningen 1:2-16), god der zielen en heerser der vliegen. In Kanaän geloofde men namelijk dat de zielen na de dood gedragen werden door vliegen. Vandaar dat Beëlzebub later mooi als 'heerser der vliegen' in de hel geparkeerd kon worden. Daar werd hij een soort vijfsterrengeneraal, want in het Nieuwe Testament (Mattheüs 12:24 en Lucas 11:15) staat Beëlzebub vermeld als vorst der demonen. Die arme Bub, ooit dus een brave borst, maar door de Hebreeërs tot rechterhand van Satan gemaakt, achter een altaar dat omgeven is met vliegen. Tja, vliegenkoning. Niet echt iemand om bang voor te zijn, zou je zo zeggen.

De Leviathan wordt stevig aangepakt door een aartsengel (Gustave Doré).


Anderen hadden eveneens een interessante carrière. Ariël bijvoorbeeld was in de antieke tijd ooit engel en niet veel later een van de vorsten in de hel. In de middeleeuwen werd Ariël gedegradeerd tot eenvoudige watergeest. In The Tempest van William Shakespeare en in de Faust van Goethe duikt hij vervolgens weer als luchtgeest op.

Een volgende oudtestamentische helper van Satan is Behemoth, een enorm, nijlpaardachtig ondier dat bij de oude Egyptenaren bekend stond als de zielenverslinder. Belial en Belfegor, ook van die namen voor helpers en/of benamingen voor de ultieme zwarte zelf. Astraroth, een machtige demon die er als afzichtelijke engel uitziet en een draak als rijdier heeft. En dan is er Lotan, de Kanaänistische zevenkoppige zeeslang en veroorzaker van chaos die nota bene door Baal verslagen werd; hij is in de Hebreeuwse overleveringen als de vuurspuwende Leviathan in de hel opgenomen.

Asmodeus, nog zo een. Hij was een boze demon uit het oudtestamentische boek Tobit (Tobit 12: 11-22), die de jonge vrouw Sara belaagde en haar mannen steeds weer tijdens de huwelijksnacht om het leven bracht. Maar gelukkig, aartsengel Rafaël kende enkele trucs met het hart en de lever van een vis, waardoor de blinde Tobias niet de achtste echtgenoot werd die het loodje legde. Hij slaagde er juist in Asmodeus te doden. Rafaël wist daarna nog met behulp van de gal van de vis Tobias zijn gezichtsvermogen weer terug te geven. Eet vis, het is gezond en nog goed tegen blindheid en demonen ook. Asmodeus kon na zijn nederlaag natuurlijk richting hel.

En laten we Azraël, Azazel en Mammon niet vergeten. Azraël (nee stripliefhebbers, níet de kat van Gargamel) is de doods- of wurgengel uit het Oude Testament, die bij de islamieten Azra'il heet. Soms is Azraël een enigszins lugubere dienaar van God, soms is hij een echte handlanger van Satan. Azazel of Aziël was oorspronkelijk de woestijngeest aan wie de Hebreeërs hun zondebok offerden. In de middeleeuwen werd hij een gevallen engel en maatje van Satan. Mammon is de demonische hellevorst die de mens tot hebzucht en gierigheid aanzet. Zijn naam is een oude Aramese term voor geld of rijkdom.

Nog een paar: Moloch, heerser over het tranendal; Pluto, vorst van het vuur; en Melchom, de administrateur. Twee lieden van naam uit de hel zijn ook nog Gog en Magog, de Snuf en Snuitje van de apocalyps. Zij komen aan het einde der tijden Satan en de zijnen nog even helpen met het ontketenen van chaos en verderf op aarde. Een bijrolletje derhalve.

Adams ega en ex tijdens een geanimeerd paradijspraatje?


En vrouwen dan, hoe zit het daarmee? Twee à drie zijn bij naam bekend. De eerste is Lilith, Adams allereerste vrouw (vóór Eva dus). Volgens een bekende Hebreeuwse sage schiep God haar net als de eerste man uit aarde en stof. Het mens was echter veel te ondernemend en onbesuisd. Ze had duidelijk de broek aan en wenste zich niet aan Adam ondergeschikt te maken. Deze feministe was immers net als hij uit aarde en stof vervaardigd. Lilith verliet Adam uiteindelijk, om zich te encanailleren met Satan. Ze werd zelfs de bruid van de heerser der duisternis en slijt haar dagen nu in de hel. Lilith was oorspronkelijk overigens de kinderen vermoordende en bloedzuigende stormgodin van de Sumeriërs en Babyloniërs. In het Oude Testament (Jesaja 34:14) duikt ze ook op als een ruïnebewonend nachtspook. In de zogenaamde babylonische talmoed is ze weer als demon beschreven. Ze heeft dan lange haren, vleugels en klauwen, en ze doodt mannen die in hun eentje in een huis slapen.

Vooral voor schrijvers en kunstenaars van het Fantasygenre vormt Lilith natuurlijk een dankbaar demonisch onderwerp. 


Tweede vrouw van naam in de hel is Archisposa. Bij Heinrich Heine (1797-1856) valt te lezen dat zij de maîtresse van Lucifer is en dat ze bij heksendansen optreedt. Ook Proserpina wordt wel genoemd, bij Johannes Wier (1515-1588) bijvoorbeeld. Zij zou een hoofdduivelin zijn.


EPISODE 5: DE DUIVELSE ZONDEVAL VERKLAARD


Maar waarom gaven Lucifer cq. Satan en de zijnen hun bevoorrechte positie in de hemel eigenlijk op? Vanwaar die drang om de Almachtige te tarten? Over het waarom bestaan diverse zienswijzen. De christelijke kerk heeft eeuwenlang geworsteld met de vraag of de opstandige engelen door trots, begeerte of door beide gedreven werden, een kwestie die de oude geschriften opriepen, maar niet eenduidig beantwoordden.

De verklaring dat het trots was die tot de engelenval leidde, ging ervan uit dat Lucifer trachtte God te evenaren. Zoiets moest wel tot ongelukken leiden. Een verklaring met begeerte in de hoofdrol is onder meer afkomstig van de vroeg-Hebreeuwse profeet Henoch - hij kwam al eerder ter sprake. Volgens deze hemelvorser assisteerden de engelen bij de schepping van het paradijs, waarna ze de mensheid enige beschavingsbeginselen bijbrachten. De kleindochters van Adam stonden erop hen daarvoor in natura terug te betalen. Veel engelen bleken deze valuta wel te appreciëren, wat ook uit sommige bijbelteksten als Genesis 6:1-4 op te maken valt. En aldus bewerkstelligden zij hun eigen zondeval. In een later joods geschrift wordt zelfs gesteld dat de dames de engelen omringden en hen zonder gêne hun geslachtsdelen toonden. Bij het volgen van hun begeerte veranderden de engelen overigens van wezens van vuur in wezens van vlees en bloed. Tot dat vlees behoorden dan kennelijk ook geslachtsdelen.

Begeerte als uitleg voor de hemelse zondezal was in de visie van de christelijke kerk enigszins merkwaardig, aangezien verreweg de meeste engelen geslachtsloos werden geacht. In de 13de eeuw kwam de bisschop van Parijs daarom met een vernuftig compromis: er bestond naast de negen geaccepteerde engelenorden nog een tiende, waarvan de engelen wél gevoelig waren voor de verlokkingen van het vlees. Deze tiende orde werd, onder leiding van Lucifer, opstandig en viel uit de hemel.

 
(Lucifers val volgens G. Doré uit Paradise Lost van John Milton)
 


Beschrijvingen als die van Henoch en het eruit voortkomende Parijse compromis over een tiende engelenorde vormden slechts één van de verklaringen voor de opstand en de erop volgende zondeval. Het compromis van de tiende orde druiste trouwens in tegen de vele geschriften waarin melding werd gemaakt van de zwakke kanten van engelen uit de àndere orden. Er zijn er namelijk heel wat bij die de verleiding van het vlees, en dan altijd vrouwenvlees, niet kunnen weerstaan.

Een niet op begeerte gefundeerde verklaring voor de val van de engelen werd rond 200 v.Chr. in de mond van de ziener Jesaja gelegd (Jesaja 14:12-14). Lucifer was als lichtdrager ook synoniem met de morgenster, de ster die als laatste de opkomende zon (lees: God) weerstaat. Lucifer wilde zichzelf als morgenster zelfs bóven de Schepper verheffen. Deze hoogmoed was de oorzaak van zijn val, want de Almachtige liet natuurlijk niemand boven zich plaatsnemen. Jesaja's theorie is een vrijwel identieke kopie van een Kanaänistisch verhaal, opgetekend in een geschrift dat zo'n 500 jaar ouder is. Alweer een bewijs dat de volkeren in het Nabije Oosten graag ideeën en verhalen van elkaar overnamen.

Kerkvader Irenaeus van Lyon liet rond 190 n.Chr. weten dat Lucifers verbanning uit de hemel pas nà de schepping van de mens plaatsvond. Motief was volgens hem jaloezie, want de mens was naar Gods beeld en gelijkenis geschapen en boven de engel geplaatst. De jaloerse Lucifer weigerde daarom het bevel van aartsengel Michaël op te volgen om voor de vers geschapen Adam neer te vallen. Tja, statusgevoelig mannetje kennelijk, die Lucifer. Wat maakt het nou uit wie boven wie staat? Gewoon lekker met z'n allen verder leven in het paradijs, dat zou een veel beter idee zijn geweest. Maar goed. 'Beter regeren in de hel, dan dienen in de hemel', heeft Joe Milton (1608-1674) de hellevorst in zijn volumineuze werk Paradise Lost in de mond gelegd. Je zou Lucifers weigering tot een knieval trouwens ook als ongehoorzaamheid kunnen interpreteren. In sommige theologische kringen lijkt ongehoorzaamheid zo'n beetje de zonde der zonden te zijn, want was het niet ook een ongehoorzame Eva die de gehele mensheid tot geploeter op aarde in plaats van een luizenleven in het aards paradijs veroordeelde? Cabaretier Theo Maassen wierp in zijn theatershow Ruwe Pit in dit verband trouwens de vraag op of God wel onfeilbaar is. Als hij dat is, waarom schiep hij Eva dan zo imperfect dat zij een simpele verleiding al niet kon weerstaan? Effe nee zeggen tegen een slang die haar verleidde een appeltje te eten, dat was haar al te veel. En vervolgens kregen wij, de gehele mensheid, de schuld! Maassen vond het meer een kwestie van productaansprakelijkheid.

Hoe het ook zij, volgens de hoogmoeds- cq. ongehoorzaamheidstheorie luisterde Lucifer niet meer naar zijn superieur, en was verbanning uit de hemel het eindresultaat. Met een despoot boven de wolken valt kennelijk niet te spotten.
Intrigerend zijn overigens de zeer uiteenlopende aantallen gevallen engelen die door de eeuwen heen genoemd zijn. Henoch telde maar tweehonderd opstandelingen in de hemel, terwijl men in de 13de eeuw, de tijd van het bisschoppelijk compromis in Parijs, tot een maximum van maar liefst 133.306.668 kwam! Wie ze zo nauwkeurig geteld heeft en op grond van welke informatie, is niet helemaal duidelijk.

EPISODE 4: GEVLEUGELDE OERSVERSIES



hemelse wachters: gevleugelde leeuw en stier (Assyrisch, circa 9e eeuw voor Christus)
 

Onze engelenbeelden hebben dus een lange historie, een historie die haar wortels heeft in vóórtestamentische tijden. Al in de verre en duistere nevelen van de geschiedenis van het mensdom waren er levensovertuigingen die verhaalden van stoffelijke en onstoffelijke wezens en machten. Deze konden verbindingen leggen tussen de bekende wereld en ver weg gelegen mythische oorden en/of het hiernamaals. Denk bijvoorbeeld aan afbeeldingen van Perzische en Babylonische gevleugelde sfinxen; je treft ze in diverse belangrijke oudheidkundige musea aan. Of aan de gevleugelde Artemis en de mythologische griffioenen en hippogryfen van de oude Grieken. Trouwens, er zijn al Sumerische verwijzingen naar ontzagwekkende gevleugelde wachters van pakweg zesduizend jaar geleden.

Dit soort wezens stonden tussen de goden en de mensen in. Ze waren soms goedaardig, soms kwaadaardig. Onder de goedaardigen waren ook dienende figuren, de voorlopers van de latere engelen. Zarathustra onderscheidde allerlei rangen onder deze dienaren. De hoogsten waren de 'onsterfelijke heiligen'. Deze stonden direct in dienst van Ahura Mazda, de allerhoogste god, en verkondigden zijn openbaringen. Ook waren ze verantwoordelijke voor belangrijke zaken als vuur, water, aarde, dieren, planten en metaal. Aan de andere kant was bij de oude Perzen Ahriman de schepper van de materie en vertegenwoordiger van het kwaad. Hij werd bijgestaan door slechte geesten.


hemelse, gevleugelde wachters in het paleis van de Perzische koning Darius)

 

De monotheïstische religies die op die van Zarathustra volgden, we zagen het al eerder, namen de smeuïgste elementen uit oudere (pantheïstische) religies en mythologieën over - religieus plagiaat is van alle tijden. Men kwam door oorlog of handel in contact met vreemde volkeren en vernam wat zij er zoal van dachten. Vooral de eclectische Hebreeërs incorporeerden denkbeelden uit allerlei windstreken in hun wereldbeschouwelijke visies. De priestergeleerden van dit zwervende volk speelden bij de ontwikkeling van hun engelenbeeld leentjebuur bij een groot aantal andere volkeren in het Nabije Oosten. Perzische, Egyptische, Sumerische, Babylonische, Assyrische en Griekse bovennatuurlijke wezens smolten bij hen samen tot de gevleugelde dienaars en boodschappers van het Opperwezen (óf ze werden letterlijk gedemoniseerd en kregen het etiket 'dienaar van het kwaad' opgeplakt). Vanuit dezelfde regio verspreidden de oervormen van de engel zich trouwens ook naar Centraal-Azië, waar ze een plek vonden in hindoeïstische en boeddhistische levensbeschouwingen. In de vedische religie van India, die zich zo tussen 1500 en 500 v.Chr. ontwikkelde, kwamen bijvoorbeeld de apsara's voor, een soort gevleugelde nimfen. De gandharva's waren mannelijke geesten, ook weer met vleugels, die boodschappen vanuit de hemel naar de mensen konden brengen.



 Gandharva met een Apsara, Cham Vietnam (10e eeuw)
 
 
 
De engelen des hemels zoals wij die in het Westen kennen, ook al is het soms wat vagelijk, zijn in essentie echter een joodse creatie, want ze zijn via de Hebreeërs in de christelijke cultuur terechtgekomen. Het woord engel kent zijn etymologische oorsprong in de Griekse vertaling (angelos) van het Hebreeuwse mal'akh of mal'akh adonai, wat eerst zoiets betekende als 'de schaduwzijde van God', en later het woord voor 'boodschapper' werd.


EPISODE 3: HENOCH

(Henoch volgens Jan Luyken, eind 17e eeuw)

Henoch wist alles

De drie grote kronieken van Henoch, eind 3de en halverwege de 2de eeuw v.Chr. samengesteld uit eerdere bronnen en vele eeuwen oude overleveringen, staan vol met zeer uiteenlopende en gedetailleerde beschrijvingen van engelen. Henoch beschrijft hoe hij een reis naar de tien hemelen maakte. Daar kwam hij bijvoorbeeld, heel curieus, gigantische engelen in een soort strafkolonie tegen. Hemel en hel waren bij Henoch nog niet gescheiden; pas later werd zijn hiernamaals gesplitst in zeven hemelen en de onderwerelden Gehenna, Sheol en hel, plus een peilloze afgrond erbij. Henoch staat trouwens te boek als de opa van Noach, jazeker, Noach van de zondvloed en de ark vol beesten. Nog een interessant detail: in de middeleeuwen waren Henochs kronieken slechts gedeeltelijk bekend. In de 18de eeuw echter werd in een Ethiopische kerk een volledig origineel herontdekt, vertaald in het Amhaars.

De Henoch-teksten genoten in de joodse en christelijke oudheid veel aanzien; ze hebben verschillende teksten in het Oude en Nieuwe Testament beïnvloed. Nog tot in de 4de eeuw n.Chr. beschouwde men Henochs kronieken als door God ingegeven canonieke geschriften. Kerkvader Hiëronymus besloot ze echter van de kerkelijke leeslijst te schrappen en bestempelde ze tot apocrief.

 
De Almachtige blijkt in dit soort literatuur naast zijn onpeilbare goedheid ook minder prettige karaktertrekjes te hebben. Zo vernietigde hij in een vlaag van woede eens een heel contingent van zijn engelenkoor, omdat de bewuste engelen hem niet op zijn wenken bezongen. Sommige engelen zelf hebben ook een gespleten persoonlijkheid. De ene keer houden ze zich slechts bezig met het luidkeels bejubelen van hun Heer, de andere keer duiken ze op als hertogen der hel. Pas in de 3de eeuw n.Chr. verdwijnen dit soort tegenspraken uit de religieuze joods-christelijke literatuur. Desondanks heeft de informatie uit de oude apocriefe geschriften geleid tot het beeld van engelen waarin veel middeleeuwers rotsvast geloofden en dat in onze hedendaagse cultuur nog altijd terug te vinden is.


EPISODE 2: GEVALLEN ENGELEN, DUIVELS EN DEMONEN
De in het jodendom, het christendom en de islam voortgezette dualistische levensbeschouwing van Zarathustra (cq. Zoroaster) kent een indeling in goed en kwaad, in licht en duisternis, in waarheid en leugen. Tegenover een hemel vol goedheid en stralend licht, de plek waar de uitverkorenen na hun dood heengaan, staat dus ook een hel vol kwaad en duisternis voor de verdoemden. Deze hel zou de hel niet zijn als er geen opzichters waren om toezicht te houden op het (eeuwig) straffen van de verdoemden aldaar. En een aantal van die straffen moet natuurlijk ook door iemand ten uitvoer gebracht worden. Voor deze ondankbare karweitjes heeft de Schepper duivels in de arm genomen, de spiegelbeeldige tegenhangers van de engelen in de hemel. Hun afdelingschef is Satan, de Opperduivel, de Grote Tegenstander, de Ultieme Booswicht, de Vorst der Duisternis, de Antikrist, het Kwaad in eigen persoon, Minkukel der minkukels.
Zoals de hel de absolute tegenpool is van de hemel, zo zijn de duivelse helbewoners de absolute tegenpool van de engelen die in de hemel vertoeven. Goed is bij een duivel kwaad, eerlijk is vals, barmhartig is wreed, mooi is lelijk, enzovoort enzovoort enzovoort. En toch zijn duivels en engelen familie van elkaar, familie in de eerste graad zelfs. Duivels zijn van oorsprong namelijk gewoon engelen.
Lucifer in de helleput (van Dante) volgens G. Doré.

Satan blijkt in de gedaante van Lucifer ('de lichtende' of 'de lichtbrenger') ooit de allerbelangrijkste engel geweest te zijn. In de hemelse hiërarchie stond hij bijna op één lijn met de - en zijn - Schepper. Lucifer was de glorieuze drager van het licht, de absolute oogappel van God. Deze opperengel overvleugelde alle andere engelen. Ook letterlijk, want naar verluid had Lucifer minstens twaalf vleugels, zes meer dan de hoogste engelenorde der serafijnen. Maar joodse geschiften van voor het begin van onze jaartelling verhalen echter hoe Gods lievelingsengel in opstand kwam tegen de Almachtige. Bij de vroege Perzen was de opstandige engel Shemhazai trouwens al een zoroastrische voorloper van Lucifer.
De hemelse revolte vond volgens oude bronnen op de tweede dag van de schepping plaats. Lucifer wist tijdens de opstand een derde van alle engelen aan zijn zijde te krijgen. Een enorme hemelstrijd brak los, waarbij de trouw gebleven engelenscharen werden aangevoerd door aartsengel Michaël. Bij deze strijd vergeleken was de Tweede Wereldoorlog een kinderpartijtje met koekhappen en ballontikkertje. Maar gelukkig, Lucifer en de kwaaien dolven uiteindelijk het onderspit. Het was dan ook een ongelijke strijd, want tegenover elke slechte engel stonden er twee goeien.
De verliezers werden ruw de hemel uitgekwakt, de opperengel voorop. De opstandige engelen beleefden zo, nog vóórdat Eva haar appeltje plukte, hun eigen zondeval. Ze vielen gedurende een dag of zeven naar de aarde en transformeerden van perfect ogende, roomblanke engelen met vogelachtige vleugels en blond engelenhaar in lelijke, donkere duivels met borstelkop. Lucifer kwam met zó'n klap op de aarde neer dat er een peilloze diepte ontstond. Vanaf nu moest de gevallen engel als Satan door het leven, hoewel hij in sommige bronnen ook als engel reeds Satan of Satanël genoemd werd. In ieder geval, Satan en zijn mede-gevallenen namen de door hun onzachtzinnige landing ontstane holte onderin de aarde als hel in gebruik. Da's een mooie plek om verdoemden na hun overlijden heen te zenden, moet de Schepper gedacht hebben. En aldus geschiedde. Sindsdien heeft Satan cq. Lucifer nog maar heel weinig aanhangers onder oppassende lieden. In Zuidoost-Turkije en Noord-Irak komt nog een handjevol yezidi voor, zogenaamde 'duivelaanbidders', een religieuze groepering die al eeuwenlang Satan aanbidt als de enige ware profeet. Niet een profeet die het Kwaad voorstaat, maar een profeet die juist het Goede nastreeft. Maar verder roept Satan bij rechtvaardigen louter negatieve gevoelens op. In de islam staat Satan overigens bekend als Iblis. Ook hier wordt hij beschouwd als gevallen opperengel.

EPISODE 1: HEMELSE DIENAREN, GEVLEUGELDE BOODSCHAPPERS
De mens is niet de enige intelligente levensvorm tussen hemel en aarde, als we de verhalen mogen geloven. In de gangbare monotheïstische religies is de engel namelijk een minstens even schrander, en in ieder geval met veel meer kennis behept wezen dan de mens. De engel is bovendien een misschien nog wel grotere oogappel van de Schepper, zuiverder van ziel en zuiverder in de leer. Daar waar de imperfecte aarde het vaste woonoord van de - sterfelijke - mens is, is de perfecte hemel de verblijfplaats van de - onsterfelijke - engel. Vraag een willekeurige voorbijganger op straat hoe hij zich zo'n engel voorstelt, en er zal waarschijnlijk een antwoord komen met iets als een mensachtig wezen met grote, witte vleugels, gekleed in een ruimvallend, geplooid gewaad, overheersend in wit en lichtblauw, helder licht uitstralend, een met halflang krullend haar omkranst en verfijnd gezicht, aureool om de kop, zoiets. Of anders stelt men zich de engel wel voor als een klein, mollig kind, bloot of met lendedoek, met vleugeltjes en met een blonde krullenkop. Deze engelenbeelden zijn al vele eeuwen geleden ontstaan. Je komt ze heden ten dage nog altijd overal tegen. In tv-commercials prijzen dit soort engelen allerhande producten aan, van kruidenkaasjes tot overbodige verzekeringsproducten. In speelfilms en in songteksten komen zulke engelen voor. Op ansichtkaarten zijn ze afgebeeld. Ze bungelen in de kerstboom. Je treft ze in musea aan, in kerken, stripboeken, waar al niet. En in katholieke landen als Italië of Spanje hoef je slechts de zonnebril af te zetten om te zien dat in bijna elke kerk en in tal van andere religieuze en wereldlijke gebouwen dergelijke engelen afgebeeld zijn. Zie je er geen een, dan heet je Vincent Bijlo of Stevie Wonder.

[tk] Aard en bezigheden van de engel Standaardengelen hebben vrijwel altijd kaukasische gelaatstrekken. Gele, rode of zwarte engelen zijn even zeldzaam als de zwarte spermacel in Woody Allens Everything you always wanted to know about sex but were afraid to ask for. Keurig netjes en vrij van gebreken zijn ze ook, die engelen; ooit een afbeelding van een skinhead-engel, een punk-engel of een engel met crew cut gezien? Van een engel in vale spijkerbroek, in een legging of met gympen aan? Of van een engel met pokdalig gezicht, met rimpels of met zware wenkbrauwen? Nee dus. Engelen zijn verder rustig, zachtmoedig en eerder contemplatief dan impulsief. Engelen maken nooit grappen; ze zijn altijd serieus en zullen eerder een vermanend vingertje heffen dan een goeie dijenkletser ten gehore brengen. Waar ze goed in zijn, is in het ten gehore brengen van hemels gezang en hemelse muziek, het laatste bij voorkeur met snaar- of blaasinstrumenten.

Tot zover het al eeuwen geleden ontstane beeld van de moderne engel. Als je je als 21ste-eeuwer echter over middeleeuwse en eerdere geschriften over engelen buigt, rol je van de ene verbazing in de andere. Zo eenduidig als hierboven is het beeld van de engel namelijk helemaal niet. Volgens allerlei oude bronnen bestaat er een grote verscheidenheid aan engelenrassen. En de hemel is helemaal geen oord van eeuwige pais en vree, waar iedereen gelijk is en de uitverkorenen, verlost van aardse sores, postmortaal tussen de contemplatieve engelen kunnen loungen. Neen, zowel engelen als uitverkorenen zijn niet zelden onderworpen aan een strikte hemelse hiërarchie. Bovendien is het zelfs in de hemel oppassen voor de krachten van het kwaad. Er zijn in het verleden heel wat engelen over de schreef gegaan. Ruzie, oorlog, strijd, ook in de hemel kwam (en komt?) het voor, pal onder de neus van de Almachtige. Gelukkig hebben de kwaaien er altijd het onderspit gedolven. Onder leiding van de hoogmoedige Lucifer kwam er ooit zelfs een gigantische troep engelen in opstand, hele divisies tegelijk (zie verderop). Ze werden uiteindelijk met z'n allen de hemel uitgegooid. Nu heersen ze als gevallen engelen - oftewel duivels en demonen - over de verdoemden in de hel. Maar toch, het blijft oppassen geblazen, want er zouden nog altijd engelen in de hemel zijn die zich niet ongevoelig tonen voor de verlokkingen van het kwaad. Het is maar dat je het weet.

Maar goed, de óngevallen engel is dus vaste bewoner van de monotheistische hemelen. Hij kan als boodschapper, als beschermer of in een andere hoedanigheid doorgaans de grenzen tussen de verschillende delen van het hiernu- en hiernamaals over, hoewel engelen zelden in de hel gesignaleerd worden. Als boodschapper en uitlegger van Gods bedoelingen spreekt een engel natuurlijk altijd de waarheid. Hij of zij verkondigt immers Gods woord zelve. Zo'n 2500 jaar geleden al bracht de zoroastrische boodschapper Vohu Mahna ('Goede Geest') Gods boodschap over aan Zoroaster (cq. Zarathustra). De vroege Hebreeuwse profeten kregen hun boodschappen doorgaans direct van de Schepper, maar vanaf de Hebreeuwse ballingschap werden engelen op pad gestuurd. Aartsengel Gabriël bijvoorbeeld. Deze kwam onder meer bij Maria langs om haar een blijde boodschap te verkondigen (Gabriël: 'Have I got news for you!'). Een eeuw of wat later kreeg de profeet Mohammed de hele koran ingefluisterd door dezelfde Gabriël oftewel Jibril. En dat was beslist geen kleine boodschap. De engel heeft naast het geschetste woordvoerderschap als belangrijkste taak het eren en dienen van de Almachtige, liefst door middel van het opvoeren van lofzangen en het braaf gehoorzamen aan diens wil. Vóór de moderne wetenschap z'n intrede deed, vanaf de 15de à 16de eeuw, was het ook hun taak de sterren en de elementen aan te sturen en natuurkrachten in stand te houden. Iemand moest het toch doen? De oude Grieken hebben dat overigens nooit zo bekeken; Plato, Socrates, Aristotoles en de anderen dachten toch meer in de geest van de latere Verlichting. Een derde taak van engelen is die van strijder. Vooral in geschriften van vóór het Nieuwe Testament en in het laatste deel van het Nieuwe Testament, de Johannes-apocalyps of Johannes-openbaring (apocalyps is Grieks voor openbaring), pakken engelen de wapens op om duivels en demonen te bestrijden. Aartsengel Michaël is altijd een van de duchtigste hemelse strijders geweest.

Bij dit alles is er door de eeuwen heen steeds gedebatteerd over de aard van de engel: is het een stoffelijk of een onstoffelijk wezen, of een combinatie van beide? Bij de oude Hebreeërs, de vroege christenen en de moslims vond men de engel doorgaans een reëel, materieel schepsel. In Genesis 32 worstelt aartsengel Michaël met aartsvader Jacob. Een engel moest dus in ieder geval voor een deel tastbaar zijn, anders was die stoeipartij niet mogelijk, zo speculeerde kerkvader Augustinus bijvoorbeeld. In recenter eeuwen werden engelen van stoffelijke of deels stoffelijke tot zuiver geestelijke wezens. Zelfs de katholieke kerk is uiteindelijk overstag gegaan. Officieel gaat Rome er tegenwoordig van uit dat engelen 'zuiver geestelijk zijn en niet langer hoofdzakelijk uit vluchtige, op een vuur gelijkende of nevelige substantie bestaan'. In de officiële kerkleer heeft men overigens altijd een ambivalente houding gehad tegenover het geloof in engelen, een geloof dat in de eerste plaats toch vooral een volksgeloof was. In de bijbel en in de orthodoxe geschriften en canons van andere religies die het bestaan van engelen erkennen, is daarom niet zo gek veel over de gevleugelde hemelbewoners te vinden. In het Oude Testament is op een slordige 120 plaatsen sprake van engelen of van wezens die men later engelen noemde, maar er zijn er slechts drie bij naam genoemd (inclusief het niet in elk kerkgenootschap erkende boek Tobit). Elke verklaring of openbaring over engelen ontbreekt; engelen bestaan gewoon. Ook in het Nieuwe Testament ontbreken verklaringen of openbaringen over het bestaan van engelen. Zowat alle informatie die we verder over engelen, engelenorden en wat dies meer zij hebben, komt uit andere geschriften, waarvan er heel wat door de officiële bewakers van de leer als ketters bestempeld zijn. Vooral oude joodse geschriften die niet tot de oudtestamentische canon zijn toegelaten, bevatten voortdurend wijzigende visies op engelen en demonen en de strijd tussen goed en kwaad. Met name bij de profeet Henoch (of Enoch) is het een en al engelen wat de klok slaat.